01. Het puntenmodel

De situering van de stootposities op het laken is altijd een moeilijkheid geweest. Het was lastig om de posities en bijhorende stoottechniek te verduidelijken. Een kleine verandering kan verschil geven in de benadering van een optimale oplossing. Biljarten is uitermate lastig te instrueren met een liniaal binnen handbereik. Oefensituaties moeten op het oog redelijk makkelijk plaatsbaar zijn en snel herhaald kunnen worden. Het 45/153 puntenmodel komt aan de gestelde voorwaarden zo veel mogelijk tegemoet.

De meest kenmerkende punten op de biljarttafel vormen de acquits. Vanuit de zichtbare herkenbare acquits is een groot aantal plaatsen op de speeltafel snel te bepalen. Van lange band naar lange band is er een onderverdeling aangegeven van vijf punten. De eerste puntenlijn ligt langs de korte band. De hoeken markeren de punten 1 en 5. Het midden, ter hoogte van de acquitlijn, is de plek voor punt 3. Daartussen liggen op gelijke afstanden de punten 2 en 4. Ook de mogelijk aangebrachte diamonds op de bandlijsten kunnen de plaatsduidingen makkelijker herkenbaar maken. Tussen de korte band en het acquit plaatsen we een volgende puntenlijn, oplopend van 6 tot en met 10. Zo kan het hele speelvlak voorzien worden van 9 puntenlijnen. We komen dan uit op 45 punten. De acquits dragen de nummering 13, 23 en 33. Het centrum van het speelvlak heeft het puntnummer 23. Wanneer men voldoende bekend is met de hoofdpunten, dan is de aanvullende nummergeving makkelijk te leren.

puntenmodel-uitleg

Tussen elk punt plaatsen we een extra duiding. Er worden geen nieuwe nummers gebruikt Tussen de punten 1 en 2 is punt 1/2 te vinden. Tussen de punten 3 en 8 ligt 3/8. Na enige oefening hoeft het lezen van de plaatsduiding weinig problemen op te leveren. De aanvullende plaatsduiding is ingevoerd om de plaatsingsmogelijkheden sterk te verruimen.

Er is meer verfijning nodig in gebruikte stootbeelden van de oefenstof. De stootbal is herkenbaar aan de getekende rollijn met enkelvoudig richtingteken In veel positiestudies wordt de stootbal in herhaling getekend. Het contactmoment van de stootbal met de tweede bal is van essentieel belang. In het raakmoment is door richtingtekens de uitrolroute van de stoothal en de raakbal zichtbaar De derde bal heeft ter herkenning als bijzonder kenmerk een horizontale dwarsstreep. Als de situatie dat wenselijk maakt, wordt een aparte rollijn van de derde bal aangegeven.

puntenmodel-uitleg2

Het merendeel van de stootbeelden is behandeld met een plaatsing van de tweede bal. Veelal wordt zo goed mogelijk verzameld bij de derde bal. Het laten uitrollen van tweede en derde bal naar een nieuwe bruikbare verzamelpositie is moeilijk voor onervaren biljarters. Slechts in een beperkt aantal gevallen kun je daar zinvol gebruik van maken. Dikwijls haal je meer overhoop dan je technisch aankunt. Hard aanspelen op de derde bal is een zware rem op de mogelijkheden tot verzamelen.

De oefenstof is voorzien van plaatsingspunten, zoals toegepast in het puntenmodel. Steeds worden de ligplaatsen in volgorde benoemd, met bal 1 als eerste, dan bal 2 en vervolgens de derde bal. Na enige oefening kun je op het oog de ballen moeiteloos op de juiste plek situeren. Persoonlijk gebruik ik bij de oefeningen Super Aramithballen. Het kan ook heel goed met andere ballen. Het voordeel van Super Aramith is de met zwarte punt gemerkte bal. De egale bal hanteer ik als stootbal. De rode als derde bal. Zo kan ik de met stip gemerkte tweede bal gebruiken om aan biljarters de aanspeeldikte duidelijk aan te geven. Dat blijkt in de oefenpraktijk goed te voldoen. Veel plezier met de oefenstof.

puntenmodel

Basisgedachten over biljarten

  1. Goed materiaal verhoogt de kans op succes.
  2. Een goede speelhouding is een voorwaarde voor resultaat.
  3. De keuvoering is bepalend voor de stootkwaliteit.
  4. Zonder technische en tactische kennis en inzicht komen wedstrijdspelers maar zeer moeizaam tot ontwikkeling.
  5. Natuurtalenten blijken vroeg of laat ook beperkt in hun mogelijkheden en kunde.
  6. Leren biljarten kost een zee van tijd.
  7. Luisteren, lezen en kijken, zijn zeer nuttige hulpmiddelen om het eigen spelniveau te verhogen.
  8. De wil om steeds iets beter en mooier te gaan spelen, is een bron van spelvreugde.
  9. Voor een ware wedstrijdspeier zijn de wedstrijdpunten alleen niet voldoende.
  10. Een dikke nederlaag is een zeer wijze les, als je nadenkt.

Spelelementen

  1. Neem de tijd om een spelpositie te bekijken.
  2. Bezie elke positie vanuit wit én rood.
  3. Bekijk de positie van de ballen vanuit verschillende hoeken.
  4. Een keuze in stootvorm niet meer veranderen.
  5. Voer een stootplan goed uit in alle onderdelen.
  6. Houding, stoottechniek en uitvoering bepalen samen het resultaat van de opdracht.
  7. Direct na de stoot dient de houding tot rust te komen.
  8. Bewegingen na de stootuitvoering zijn deels al terug te vinden in een verkeerde voorbereiding.
  9. Bekijk of de stoot voldoet aan de verwachtingen.
  10. Verwerk een misser in positieve zin, door een sterkere motivatie en concentratie.
h – hoogtehl – hartlijnzz – zuidzijde van bal 3
l – linksth – trekhoogtewz – westzijde van bal 3
r – rechtsrh – rolhoogtenz – noordzijde van bal 3
t – trek(ken)al – amortilijnoz – oostzijde van bal 3
v – vold – dunge – geen effect
e – effectre – rechts effectle – links effect
ds – doorstoten-/+ – iets minder/meer danhs – hoeksplitsing
dun = 1/4 | 1/2 = half vol | 3/4 = driekwart vol | 2/3 = twee derde vol | 7/8 = zeven achtste vol
Aanspeeldikten
Hoeksplitsing
Mikpuntbepaling
Uitvalshoeken