41. Van Groot Spel naar de Serie Americaine

Niet alle biljarters hebben dit boek op de plank staan. Dat is jammer voor de betrokkenen. Om u tegemoet te komen, zal ik informatieve kerngegevens over het rolgedrag van de stootbal en de aanspeelbal samenbrengen in een tekstblok. Wie weet, of de gegevens u actief maken om het boek te verkrijgen, met de volledige teksten en voorbeelden. “ Elke draaiing die niet overeenkomt met “zuiver rollen”is een vorm van effect op de stootbal.”

41 RGabriels1
  • Een bal rolt zuiver, wanneer de bal als hij 1 keer ronddraait, een afstand aflegt, gelijk aan de omtrek van de bal.
  • Een bal heeft effect, als hij naast zuiver rollen nog een extra rotatie vertoont.
  • Wanneer een bal sneller draait dan zuiver rollen, dan noemen we dit positief effect.
  • Als er aangegeven wordt – + ½-, dan is de extra rotatie de helft meer dan zuiver rollen.
  • Als er aangegeven wordt -1, dan is zuiver rollen omgezet in glijden van de stootbal.
  • Een afstoot, zuiver in het hart, leidt tot een glijdend vertrek van de stootbal.
  • Een afstoot, zuiver in het hart, geeft de grootste aanvangssnelheid aan de stootbal.
  • Een zuiver glijdende stootbal gaat door wrijving op het laken, over in zuiver rollen.
  • Een glijdende stootbal zal na 1/8 van de aanvangssnelheid, over gaan in zuiver rollen.
    (b.v.) Aanvangssnelheid – 1 m. per seconde— na 12.5 cm begint het zuiver rollen)
  • Als de bal over gaat tot zuiver rollen, dan resteert nog 5/7 van de aanvangssnelheid.
  • Goed afstoten is te realiseren, tot 2cm uit het hart van de bal. Daarbuiten volgt al gauw ketsen. Afstoten op 12 mm uit het hart van de bal, geeft een zijwaartse draaiing, gelijk aan zuiver rollen. Effect op hoogte blijft behouden over 1/20 van de aanvangssnelheid per meter van de stootbal. Alleen bij doorschieten op beperkte afstand, komt positief effect goed tot zijn recht.
  • Boven de hartlijn van de stootbal afstoten, zorgt voor een voorwaartse restenergie in de stootbal. Maximaal diep afstoten op L. geeft een terugwaartse rotatie van – -2.75 – . Alleen bij een piquestoot kan een terugwaartse rotatie nog sterker (soms het dubbele) worden aangebracht op de stootbal.
  • Een trekstoot gaat pas na ¼ van de aanvangssnelheid over op zuiver glijden en daarna zuiver rollen. Dichtbij, op de hartlijn kan het sterkste zijeffect worden aangebracht op de stootbal. Zijeffect op de stootbal neemt geleidelijk af, zolang er geen positief of negatief effect toegevoegd is. Bij geplaatst hoog effect neemt de balsnelheid toe en wordt het zijeffect daardoor beperkt. Bij geplaatst trekstoot effect neemt de snelheid af, maar wordt de invloed van het zijeffect groter. Bij een zuiver rollende stootbal blijft het meegegeven zijeffect langer behouden. Er kan het best worden afgestoten in C of D. Rotatie – 1.4.-
  • Bij een afstoot op de hartlijn (glijdend) is geplaatst effect het sterkst in A of B. ( 1.75) Als de bal vertraagd en overgaat in zuiver rollen, dan kan de effect rotatie oplopen tot 2.5 (7/5 x 1.75)
  • Afstoten op E of F geeft een zijwaartse rotatie van 1.25 Bij het verminderen van de balsnelheid kan de rotatieinvloed oplopen tot 3.5 . De wijking kan vanuit de normaal (loodrechte inval naar de band) oplopen tot een hoek van 50 graden. De balsnelheid is dan teruggelopen tot 0.36 m/sec. Bij een maximale afstoot met zijeffect op de hartlijn, kom je in de wijking niet verder dan ongeveer een hoek van 42 graden.

Met sportgroeten,  Cas Juffermans.