46. Het kan alle kanten op

Natuurlijk trainen we op het biljart veel posities op hun mogelijkheden tot verzamelen. Je kunt ook van tijd tot tijd een studie uitvoeren om tot carambolage te komen. Overhouden is hier nu even niet aan de orde. Bekijk de situatie van verschillende kanten en zoek naar de mogelijkheden om het punt te maken.

Velen van u kennen het –Youtube-filmpje, waarin de afstoot op 15 verschillende manieren wordt gepresenteerd. Leuk en verbazingwekkend om al die varianten te zien uitvoeren, officieel geldig of niet. Dit lijkt er een beetje op. Je moet in een training en in een wedstrijdsituatie voldoende tijd nemen om het voorliggende patroon te bestuderen en de mogelijkheden in te schatten. Loop rond om de situatie op tafel vanuit verschillende ooghoeken te observeren. Lukt het niet in een keer, probeer het dan nog eens, tot het lukt.

Je leert zoeken naar de dikte van aanspelen en het benodigde effect. In een partij moet er hoe dan ook zo veel mogelijk gemaakt worden. Dat hoeft nu niet. Probeer eens wat anders en kijk of je er, na proberen,  toch een aardig vervolg aan kunt geven. Het is slechts fantaseren en spelen met de omstandigheden.

Linksboven – Een standaardpositie. Halfvol aanspelen met voor drievierde rechts effect op de amortilijn. De tweede bal wijkt dertig graden en komt naar het midden van de tafel. Het is dus raadzaam om rustig af te stoten, om de derde bal in de buurt te houden. Door rustig af te stoten is het meegegeven effect afgezwakt als de stootbal bij bal twee komt. Iets meer geven kan de oplossing zijn. De positie midden op tafel is ongunstig. Zo spoedig mogelijk daarna de ballen verzamelen in de buurt van de korte band, is raadzaam. Anders komen we midden op tafel (tussen de acquits) in de problemen. Een spelpositie in de buurt van de korte band of een hoek, biedt meer mogelijkheden om tot scoren te komen en de positie onder controle te houden.

Rechtsboven – Een mooie lange rustige rolstoot. Goed uit te voeren. De tweede bal wijkt dertig graden uit, door het halfvol aanspelen. Hoe ver de tweede bal wegloopt, is afhankelijk van stoottempo, de tafel en de ballen. Het is genoeg, als de stootbal zachtjes de derde bal raakt. Dit is niet de simpelste keuze. Wel een leuke manier om een eenvoudige driebanden te produceren.

Linksonder – Zo eenvoudig kan het zijn. Toch eerst maar proberen, om de aanspeelbal aan de lange band te krijgen en de derde bal daar bij die lange band te houden. Daarna kun je een trekstoot maken of rond spelen om de ballen te verzamelen. In de eenvoud kunnen lastige problemen verborgen zijn. Proberen, van leren en wijzer worden, door opgedane ervaring. Het is trouwens toch heel wenselijk om als biljarter in de buurt van de derde bal te blijven, na carambolage. Dan heb je een bal dichtbij om zuiver aan te spelen, in de vervolgpositie.

Rechtsonder – De moeilijkste uitvoering bewaren we voor het laatst. Halfvol aanspelen op twee is gewenst. Speel je dunner, dan wijkt de tweede bal te veel uit en duwt de derde bal van zijn plaats. Het is een pittige stoot, die om een gecontroleerde (beheerste) afstoot vraagt. De tweede bal wordt in de uitloop geremd in de verre hoek  en kan aardig bijkomen. Een klots is mogelijk.

Ach, maak er het beste van en wees niet teleurgesteld als niet alle posities even goed uitpakken. Hierna kun je toch overschakelen naar een leuke libreserie aan de band of subtiele bandstootjes.

Veel plezier toegewenst met het uitproberen van deze wat bijzondere gevarieerde stootbeelden. Al doende leer je beetje bij beetje het spel doorzien.
Cas Juffermans

CJ201410-01