54. Mikpuntbepaling op de band bij een bandstoot

In de door mij geschreven biljartboeken wordt gebruik gemaakt van de loodlijnen naar de band, voor de aanspeelbal en de raakbal. Vanuit die twee aangrijpingspunten op de band maken we een kruislijn, naar de andere bal. Op het kruispunt laten we een loodlijn neer naar de zelfde band. Daar ligt ons mikpunt. Dat blijkt in de praktijk aan tafel te complex en iets te lang te duren, om je de juiste lijnen voor te stellen. Daarom bieden we U twee vereenvoudigde varianten aan met de zelfde uitkomst. Het bepalen van de plek waar de stootbal via de aanspeelbal naar de band moet rollen, om uit te komen bij de te raken derde bal. De uitrollijnen van de tweede en derde bal zijn niet ingetekend om verwarring in de bedoeling van de tekeningen te voorkomen. De opdracht tot eenvoudig verzamelen is in de voorbeelden ook niet benut. Dit keer beperken we ons tot een eenvoudige carambolage om het punt te maken en aan tafel te blijven. Het gaat om eenvoud.

mikpuntbepaling

Eerste speelwijze met parallel verschuivende keu. (positie a)
Denk een loodlijn vanuit de derde bal naar de band. Leg de pomerans in midden, precies tussen bal 2 en 3 in lijn met dat gevonden punt van de loodlijn op de band. Verschuif de keu langs de band, parallel met deze lijn, tot je uitkomt op de plek waar de stootbal contact maakt met de aanspeelbal. De plek op de band is ook de plaats waar je de stootbal zonder zijeffect naar toe laat rollen. Van uit die plek rolt de stootbal op natuurlijke wijze door naar de te raken derde bal.

Eerste speelwijze met parallel verschuivende keu. (positie b)
De loodlijn naar de band kan net zo goed gekozen worden vanuit de tweede bal, of aanspeelbal. Leg de pomerans precies tussen de ballen 2 en 3, vanuit het aangrijpingspunt van de loodlijn op de band. Verschuif de keu parallel, tot de opschuivende keu in de uitrollijn komt, naar de te raken derde bal. Het aangrijpingspunt op de band is de aanspeelplek voor de stootbal, om zonder extra invloed een natuurlijke rollijn te volgen naar bal drie. Bepalend is dus de aanspeeldikte op de tweede bal, om in de goede richting te komen. Als het moeilijk wordt om die plek te bereiken, dan kun je gebruik maken van aanvullend effect, onder of boven de hartlijn. Zijeffecten verstoren het zuiver uitrollen van bal 1. Deze toepassing heb je, op den duur, bij voldoende verkregen ervaring, minder nodig.

Tweede eenvoudige speelwijze met gebruik van bal 2 (positie c en d)
Het is lastig om te bepalen waar de stootbal op de band moet komen, om met succes uit te rollen naar bal drie. Benut daartoe de tweede bal. Leg de keu in de lucht over de tweede bal en schat in waar de tweede bal naar toe moet rollen om via de band uit te komen bij de derde bal. De gevonden plek op de band is ook de plek waar U de stootbal na contact met de aanspeelbal naar toe leidt. Na het kaatsen op de band rolt uw stootbal natuurlijk uit naar de raakbal. Om die plek te bereiken moet U zelf bepalen op welke dikte de aanspeelbal moet worden aangespeeld. Vermijdt zijeffect, om onnodige invloeden te veroorzaken op het uitrollen naar drie. De enige sturing die is toegestaan ligt in de hoogte of diepte van aanspelen op de stootbal. Het beste resultaat wordt verkregen als U de stootbal rollend wegstuurt, met een afstoot een centimeter boven de hartlijn.

CJ-BT54.jpg