62. De lossebandstoot, over één of twee banden gespeeld

Deze toelichting is niet bedoeld voor biljarters, die de lossebandstoot al lang onder de knie
hebben en er zonder zorgen een geschikte treffende oplossing voor hebben ontwikkeld. Het is mijn bedoeling om beperkte biljarterliefhebbers wat handreikingen te doen, waarmee ze meer inzicht en controle krijgen over een stootpositie die hen dikwijls problemen oplevert.

Het is makkelijker gezegd dan gedaan. De lossebandstoot wil nog al eens op een teleurstelling uitdraaien. Om in de buurt te komen van de juiste raakplek moeten we een paar zaken uit elkaar houden en bekijken. Het is wenselijk om uit te meten vanaf welke plek wordt afgestoten en op welke plek gemikt wordt in de bespeelde situatie. Die afstand kun je halveren. Vanuit het gevonden midden mik je op het ingesloten hoekpunt, door met je keu richting de hoek te wijzen vanuit het gevonden midden. Verplaats de keu, met behoud van richting parallel terug naar boven de afstootbal op het moment dat de stootbal contact heeft met de aangespeelde tweede bal en je ziet waar de zichtlijn van je keu uitkomt op de eerste aan te spelen band.

Er zit een addertje onder het gras. De inrollende bal naar de band zal, bij het terugveren van de band een wat kleinere uitvalshoek overhouden t.o.v. de invalshoek. Daardoor is er wat eerder contact met de tweede band waar de stootbal naar op weg is. Er is nog een tweede valkuil in deze lossebandstoot te vinden. Mik je bij de afstoot nauwkeurig op de bemeten plek op de eerste aangespeelde band, dan ligt het balcontact met de eerste band vóór de plek waar je op mikt.

In de bijgevoegde tekening, met de ware grootte van de ballen (61.5 mm) zie je, dat het raakpunt op de aangespeelde band meer en meer voor het mikpunt uitkomt op de band. De afstand tussen mikpunt en raakpunt op de band neemt toe naarmate de invalshoek van de aanrollende bal naar de band groter is. Van die kennis kun je gebruik maken door het mikpunt te verschuiven naar een mikplek op de band voorbij de bemeten plek, afhankelijk van de invalshoek. Voor verschillende invalshoeken is die mikpuntverplaatsing zo nauwkeurig mogelijk aangegeven. Daar kun je als speler je voordeel mee doen. De verruiming van de uitvalshoek neemt af als vlakker langs de band wordt aangespeeld op de berekende mikplek. Een invalshoek rond 45 graden vertoont de grootste verruiming von de uitvalshoek. De stootbal wil, volgens de wetten van de mechanica rechtdoor rollen.

Van invloed is ook de intensiteit van de afstoot. Het is raadzaam om het spelbeeld rustig rollend uit te voeren. Een intense impact van de stootbal op de rubberbanden kan van invloed zijn op de natuurlijke lichte verruiming van de uitvalshoek. al met al een heel verhaal. De bijgevoegde tekeningen geven U een idee van de bedoelingen in de uitvoering van de lossebandstoot over één of twee banden.

Het is raadzaam om bij het inoefenen van de lossebandstoot vanuit een kleine positie langzaam uit te bouwen naar een grotere positie, om afstootzuiverheid te ontwikkelen. Elke positie die U onder controle krijgt in de voorkomende stootbeelden verhoogt uw moyenne substantieel met procenten. Het is verbazend om te zien, hoe dikwijls een speler in een partij missers produceert, die erg veel op elkaar lijken. Soms wordt het gebrek aan kennis aan inzicht of zelfvertrouwen, bij een voorkomend lastig stootbeeld, al vooraf bekend gemaakt aan tegenstanders en belangstellende kijkers, om zich te verontschuldigen voor de komende misser, Dan wordt het hoog tijd om in oefensessies er specifiek aandacht aan te besteden.

Hier zien we de te compenseren (toe te voegen) afstand
op de eerste band in relatie tot de hoek van aanspelen:

Onderstaand zien we 2 oplossingen voor de lossebandstoot, namelijk het bekende, maar in
de praktijk lastige kruislijnenmodel en daarboven het parallel-lijnmodel. Deze laatste is tijdens
een partij waarschijnlijk net iets gemakkelijker te gebruiken:

Tot slot nog een nagezonden afbeelding met 4 patronen voor deze training: