12. Mijn jeugdige biljartjaren

biljartenmetcas

Jeugdige biljartjaren.

Mijn ouders namen in 1929 een café over in Lisse (De Engel). De crisisjaren lagen in het vooruitzicht. Dat zal geen vetpot geweest zijn in die tijd. Na de crisisjaren volgde de tweede wereldoorlog. Vanaf 1948 begon het wat beter te gaan. De Keukenhof werd in die tijd geopend en de bollentijd in het voorjaar trok toeristen. In het café kwamen de mannen vooral op zondagmorgen een kaartje leggen. Daarna gingen velen op zondagmiddag om 14.30 uur naar de voetbalwedstrijd van de lokale club kijken.

In de zaak stond een biljart (2.10 m bij 1.05 m). De hoekkleppen waren dichtgetimmerd. De koperen knoppen en de klepveer waren nog aanwezig. Het biljart was iets hoger dan de moderne uitvoeringen van biljarttafels. De ivoren biljartballen lagen in de la achter de bar. Als je wilde biljarten dan moest je afschrijven en werd de biljartklok opgedraaid. Na de afgesproken tijd liep de klok bellend af en mochten de volgende afschrijvers.

Meestal werd er gespeeld om een borreltje. De verliezer van tien van rood, of honderden, betaalde de rekening voor het rondje drank. Een handige speler kon zo gratis drinken.

De keus hingen in een groot palissander rek aan de muur. Er konden 12 keus in het rek. In het midden was een lijst met daarin de gedrukte spelregels van verschillende biljartspelen. Onder de lijst was een rekje met 3 x 25 schuifkralen als telraam voor de spelers. Om de vijf kralen was er een kleurverandering van licht naar donker, om sneller te kunnen zien hoeveel je er aangaf. Met de onderste kralenrij kon je links of rechts aangeven, hoeveel rijtjes van 25 caramboles je al vol gespeeld had in de partij.

Café de Engel(enbrug) te Lisse rond 1950

De keus waren oud, veelal niet recht en behoorlijk verschillend van gewicht. Alleen bij verlies van de pomerans was er onderhoud. Dan gebruikten we een halve beenlijmouwel om een nieuwe pomerans op de ivoren keutop te lijmen. De ouwel moest zacht gemaakt worden in de stoom van kokend water. Na het zacht worden, de pomerans plaatsen en het topeind stevig tegen een tegelwand stoten, of omlaag laten vallen op een tegelvloer, om de pomerans er stevig op te duwen. Daarna moest het geheel een dag drogen en uitharden. De keu zelf werd nooit schoon gemaakt. Erg schoon en fris zag het er dan ook niet uit.

Het biljart stond op een houten planken vloer. Met het plaatsen van enige viltjes onder de juiste biljarttafelpoten werd het geheel eens per jaar enigszins waterpas gezet. Pas rond 1960 heeft de technische man van de biljartclub een stenen pilaartje onder de vloer gezet om de stabiliteit van het biljart te verbeteren.

Met de oprichting van een biljartclub in 1950, nam het aantal gebruikers van het biljart in de avonduren toe. Het was een goede manier om ’s avonds de klandizie en de inkomsten te vergroten. In de bandranden waren nog 2 ingebouwde tellers aanwezig, die je met een klikje kon bedienen. Ze werden na de oorlog niet meer gebruikt, omdat er een kralentelraam was. De leeftijd van een biljarttafel was goed merkbaar aan de veerkracht van de rubberbanden. Na een jaar of twintig begint dat merkbaar terug te lopen. Vervangen kwam zelden voor.

Pas in later jaren is veel meer aandacht gegeven aan de ideale bandneushoogte. Een goede hoogteafstelling kan de afslag van de biljartballen gunstig beïnvloeden. Driebandenspelers hebben baat bij een snelle tafel met een intensieve afslag op de banden. Eens per jaar kwam de biljartmaker (goede biljarter uit Leiden ) op verzoek een nieuw laken plaatsen. Een jaar later werd het laken gekeerd en kon het zo weer een jaartje mee.

De ivoren ballen werden gebruikt tot 1950. Toen kwam er een cellulosebal op de markt van het merk Vitalite. Veel lokaalhouders kochten ze. De ivoren ballen hadden een ronde pit. Als de ballen te koud werden kon die pit met een klein schokje een millimeter naar buiten. Het was grappig en storend als dat tijdens het biljarten gebeurde. Indrukken hielp een poosje. Het beste was om de biljartballen ruim van te voren langere tijd in warm water te doen. Bewaren op een droge warme plek kon ook handig zijn. Feitelijk moesten de ivoren ballen regelmatig nagekeken worden, op zuiverheid van ronding en het dichtpolijsten van kleine haarscheurtjes aan de oppervlakte van de bal. Kenners vinden dat ivoor prettiger speelt als er een trekstoot gemaakt moet worden.

Tegenwoordig zijn de biljartballen van een veel betere kwaliteit. Je kunt er probleemloos 1000 uur mee spelen. Daarna is een lichte ontwikkeling van indrogen merkbaar. Nu kopen we voor de wedstrijden jaarlijks nieuwe biljartballen. Om het half jaar worden er nieuwe lakens op de aanwezige biljarts gelegd.

De keus worden wekelijks nagekeken, schoongemaakt en de pomerans wordt verzorgd. In de biljartzaal proberen we de vochtigheidsgraad onder de 60 procent te houden. De biljartzaal heeft een constante temperatuur van 21 graden Celsius. Het gaat nu anders. Rond 1950 waren er nog maar weinig biljarts met een elektrische spiraalverwarming onder de leiplaten. Een straalkacheltje, een paar uren voor de wedstrijden, bracht dan de tafel op temperatuur. Pas later begrepen we veel beter dat de lage vochtigheidsgraad het laken droger maakte en de lakenvezels daardoor strakker op tafel lagen.

Bij de viering van bruiloften of de jaarlijkse kermisviering, werd het biljart in de waranda of aan de kant gezet. De mannen die geholpen hadden met verplaatsen, kregen als dank een borrel of biertje. Het terugplaatsen gaf het zelfde ritueel te zien. Sommigen kwamen er precies op tijd voor.

De moderne lakens zijn gemaakt met een aanvulling van 10 procent nylondraad. Daardoor is het laken veel sterker, kan strakker gespannen gelegd worden en is er minder stootschade. Het nieuwe laken wordt niet meer met kopspijkertjes vastgehouden aan de rand. Er komt nu een elektrische nietmachine aan te pas om het laken strak aan te brengen op de leiplaten. De leiplaten hadden en hebben nog wel de gangbare dikte van 45 tot 50 millimeter. De matchtafels (285×142,5cm) hebben een leidikte die kan oplopen tot 60 millimeter. De biljartclub nam deel aan de nationale competitie van de K.N.B.B. Dat was vertier voor de mannen uit de buurtgemeenschap. Een belangrijke wedstrijd kon op kijkers rekenen.

Vanaf 1950 kon er gebiljart worden, door te betalen met dubbeltjes en kwartjes in een nieuw aangeschafte biljartklok. Dat leverde meer op dan het afschrijfsysteem. Het biljarten om drank werd meestal niet betaald. We waren al blij als er een bestelling gedaan werd. Nu leverde elk biljartuur zestig cent op. De clubbiljarters hoefden niet te betalen als er wedstrijden waren, omdat er op zo’n avond een behoorlijke omzet gemaakt werd.

Mijn persoonlijke resultaten ontwikkelden zich tot een gemiddelde van 1.50 toen ik de leeftijd van 10 jaar had. Mijn actieve wedstrijdperiode in de club begon op de leeftijd van 14 jaar. Als speler werd ik ingeschreven met een moyenne van 3. Ik moest er 78 halen in de competitie. Na een soms gewonnen partij kreeg ik wel eens een gevulde reep chocolade van mijn veel oudere tegenstanders. Een jonge knaap als ik mocht nog geen alcohol gebruiken. Niet iedereen vond het leuk om te verliezen van zo’n jong ventje. Dat lieten ze merken ook.

De mooiste overwinning was in 1967, het persoonlijk kampioenschap in de hoofdklasse van biljartdistrict De Bollenstreek, met een gemiddelde van 11.37. Als C1-team hebben we een aantal keren deelgenomen aan het nationaal kampioenschap. Om daar aan mee te mogen doen, speelden we in Haarlem een keer een beslissingswedstrijd tegen o.a. een team uit West Brabant, waarin ook Frans van Kuijk, de driebandenspeler meedeed. In 4 beurten moest ik hem als 16-jarige de eer laten. Hij had er 300 en ik bleef steken op 240. Verliezen met een gemiddelde van 60 libre deed toch wel een beetje zeer.

Vanaf 1984 speel ik met veel plezier in een kaderteam in de nationale kadercompetitie. In die periode ben ik ook begonnen met het schrijven van boeken over biljarten. Daar zijn er inmiddels 6 van op de markt verschenen. De laatste, waarin vooral de historie van de biljartsport aan de orde komt, is uitgegeven bij Coolegem Productions in Rotterdam. De eerdere uitgaven werden verzorgd door Elsevier uit Amsterdam en Tirion in Baarn.

Mijn kadermoyenne hangt nu rond de 14.00 gemiddeld. De vooruitgang is nu mondjesmaat. In de bekerfinale van de ingeschreven kaderteams behaalden we in biljartcentrum De Bavelaar te Rosmalen een verdiende tweede plaats. Een fraaie afronding van het seizoen.

Biljartcentrum Oegstgeest

Biljartcentrum Oegstgeest

Ik beleef nu ook heel veel plezier aan de zorg voor de 11 biljarttafels in de biljartzaal van het mooie biljartcentrum in Oegstgeest. Iedereen is daar van harte welkom. Nu weet je wat meer van mijn biljart-achtergrond.

Alle lezers heel veel plezier toegewenst met de biljartsport.
Tot een volgende keer maar weer.

Cas Juffermans – Oegstgeest.